Scheveningen, opkomst van een badplaats
Jacques Meijer, z.j., Haags Historisch Museum

Scheveningen, opkomst van een badplaats

Wie aan Scheveningen denkt, denkt aan zon, zee en zwemmen. Jaarlijks trekken duizenden mensen naar de badplaats toe op zoek naar verkoeling. Het begin van Scheveningen als badplaats begint met een idee van Jacob Pronk. 

Het Westerpad

Tussen Scheveningen en Den Haag kan je lange tijd alleen reizen via een duinpad, het ‘Westerpad’. Door vissers wordt dit gebruikt om vis te gaan verkopen op de markten rondom de Grote Kerk. Maar het pad is vaak slecht begaanbaar door opgewaaid zand. Dat vraagt om een oplossing.

Cornelis Elandts, 1664, Haags Historisch Museum

Constantijn Huygens

Die oplossing bedenkt Constantijn Huygens in 1653: er moet een verharde weg komen tussen het oude centrum van Den Haag en het strand in Scheveningen. Er wordt gebouwd en in 1665 opent de ‘Zee-straet van ’s Gravenhaghe op Schevening’. Daarmee heeft Scheveningen een primeur! Het is de allereerste verharde weg die buiten de bebouwde kom wordt aangelegd.

Cornelis Elandts, ca. 1681, Haags Gemeentearchief

Een wondermiddel

Scheveningen is nu per koets bereikbaar voor de inwoners van Den Haag. En dat is te merken! Hagenaars trekken graag voor een dagje naar de zee. De zeelucht én het zeewater zouden goed voor de gezondheid zijn. Krampen, zwellingen, huidziektes: alles zou genezen kunnen worden door een bad in het zeewater.

Jan ten Compe, ca. 1751, Haags Historisch Museum

Eerste badhuis

Maar een echte badplaats wordt Scheveningen in 1818. Jacob Pronk bouwt het allereerste badhuis. Op de plek waar nu het Kurhaus staat, bouwt hij een houten gebouw waarin men kan baden in zeewater. Met paard en wagen wordt het water uit zee gehaald en in de reservoirs geplaatst. En zijn idee slaat aan! Al in het eerste jaar komen er maar liefst 1400 badgasten naar zijn badhuis.

Roelof van der Meulen, ca. 1829, Haags Gemeentearchief

Het Kurhaus

Baden in zee wordt steeds populairder onder rijke burgers. Het houten badhuisje van Jacob Pronk is al snel te klein. In 1828 bouwt de gemeente daarom het Stedelijk Badhuis. Al gauw komt men niet alleen om te baden naar Scheveningen toe. Entertainment wordt steeds belangrijker. In 1885 wordt het badhuis vervangen door het statige Kurhaus.

Alexine Tinne, 1861, Haags Gemeentearchief

Drukte op het strand

Steeds meer hotels, restaurants en winkels worden gebouwd om aan de toenemende stroom toeristen onderdak, eten en plezier te bieden. Op zomerdagen is het tjokvol op het Scheveningse strand. Toch worden er ideeën bedacht om nóg meer mensen naar de badplaats te trekken.

Jacques Meijer, ca. 1960, Haags Historisch Museum

Wandelhoofd Wilhelmina

In 1901 heeft prins Hendrik de eer om de allernieuwste attractie te openen: een 300 meter lange pier. De officiële naam is ‘Wandelhoofd Wilhelmina’. Op de eerste dag komen al zo’n 4360 mensen een kijkje nemen.

Jacques Meijer, z.j., Haags Historisch Museum

Ezeltje rijden.jpg

Isaac Israels, ca. 1905, Haags Historisch Museum

Strandezeltjes

Voor veel kinderen is een ritje op een strandezeltje het hoogtepunt van een bezoek aan Scheveningen. Vanaf het eind van de negentiende eeuw tot in de jaren ’60 van de twintigste eeuw zijn ezeltjes een vertrouwd gezicht op het strand. Bekende schilder Isaac Israels (1865-1934) verblijft ’s zomers vaak in Scheveningen. Hij schildert met vlotte penseelstreken veel zomerse strandscènes, zo ook de ritjes op de ezeltjes.

Vandaag de dag

Scheveningen blijft populair, al heeft het niet meer de allure van vroeger. Vandaag de dag is er op het strand nog voor iedereen wat te beleven. Een dinertje, zonnebaden, zandkastelen bouwen of surfen. Het Scheveningse strand blijft vermaken.

Meer weten?

  • Maarten van Doorn, Henk Grootveld, Henk den Heijer, Nel Noordervliet-Jol, De Canon van Scheveningen, Vijftig hoofdstukken uit de geschiedenis van Scheveningen (Muzee Scheveningen, 2013).

Jacques Meijer, ca. 1960, Haags Historisch Museum