Stad of dorp?
Den Haag: is het een stad of een dorp? Voor het antwoord duiken we diep in de geschiedenis van de stad. Of dorp. Dat laten we nog even in het midden.
Geen van beide
Het meest flauwe antwoord op de vraag is: geen van beide. Juridisch bestaat er al lang geen onderscheid meer tussen steden en dorpen. De termen ‘gemeente’, ‘bebouwde kom’ en ‘woonplaats’ zijn de formele benamingen van zowel steden als dorpen. In het dagelijks spraakgebruik noemen we Den Haag, met ruim een half miljoen inwoners, uiteraard gewoon een stad.
Dorpen en steden
Tot de 19de eeuw bestaat er echter wel degelijk een belangrijk verschil tussen dorpen en steden. Een stad hoefde niet per se groter te zijn dan een dorp, maar bezat wel bepaalde privileges en rechten, bijvoorbeeld het recht om zelf belastingen te heffen of recht te spreken, die een dorp niet had. De zogeheten stadsrechtprivileges werden door de landsheer – in Holland meestal de graaf – toegekend in ruil voor allerlei verplichtingen en diensten zoals politieke en militaire steun. In de 13de en 14de eeuw kregen allerlei plaatsen in het graafschap Holland zo’n stadsrechtprivilege, maar Den Haag niet. Waarom niet eigenlijk?
Dorp met stadse bevoegdheden
Het dorp Die Haghe ontstaat in de 13de eeuw als een soort dienstencentrum bij het Binnenhof, een van de belangrijkste residenties van de graven van Holland. Het dorp komt tot bloei en weet van de graaf steeds meer privileges en rechten los te krijgen. Zo krijgt Die Haghe onder meer een eigen, lokaal bestuur met een vroedschap en burgemeesters, een eigen rechtbank, het recht om jaarmarkten te organiseren en het recht om gilden op te richten. Allemaal rechten die bij een stad horen. Maar volledig stadsrecht krijgt Die Haghe niet. Dat had natuurlijk alles te maken met de aanwezigheid van het grafelijk hof. De graven van Holland pasten er wel voor op om ‘hun’ dorp te machtig te maken. Een machtige, zelfstandige stad voor hun voordeur was geen aanlokkelijk vooruitzicht.
‘Om alle jaloesie onder de Steden te verhoeden’
Ook in de tijd van de Republiek der Verenigde Nederlanden, in de 17de en 18de eeuw, behoudt Den Haag zijn dorpse status. Er is dan geen graaf meer die stadsrecht kan verlenen. De macht ligt nu bij de vergadering van de Staten van Holland, de regering van het gewest, waar achttien Hollandse steden de grootste stem hebben. Wanneer deze Staten van Holland eind 16de eeuw hun vergadering op een vaste plek willen gaan houden, kiezen ze bewust voor het dorp Die Haghe, dat toch geen zitting heeft in hun vergadering, om zo ‘alle jaloesie onder de Steden te verhoeden’. Met andere woorden, geen van de Hollandse steden gunt het de ander om regeringscentrum te worden. Net zomin gunnen ze het Den Haag om tot stad verheven te worden: er zou dan een te grote concentratie van macht ontstaan, is de gedachte.
Stadse allure
De dichter Constantijn Huygens verzint in de 17de eeuw een elegante ‘oplossing’ voor de dorpse status van Den Haag. In een van zijn gedichten noemt hij Den Haag:
Het Dorp der Dorpen geen daer yeder Steegh een pad is,
Maer Dorp der Steden een daer yeder Straet een Stad is
Een dorp dus dat eigenlijk niet tot de dorpen maar tot de steden gerekend moet worden en waar iedere straat de allure van een stad heeft.
Zelfbewust
Maar niet iedereen legt zich zo eenvoudig neer bij de status van dorp. De Haagse magistraat, het lokale bestuur, doet in de 16de en 17de eeuw verwoede pogingen om Den Haag te laten verheffen tot stad, maar steeds zonder succes. De magistraten weigeren evenwel zichzelf als een dorpsbestuur te zien of te presenteren: Den Haag is in hun ogen gewoon een stad en zij zijn ‘de regeringhe van die stede van ’s-Gravenhaghe’.
Wanneer de eerdergenoemde Huygens in een aan de magistraat opgedragen boek Den Haag een dorp noemt, reageert Philips Doubleth als door een wesp gestoken. Hoe kan Huygens menen dat Den Haag maar een dorp is! Hij zet alle argumenten nog maar eens op een rijtje en laat met enige overdrijving weten dat hij de magistraat ‘noijt over eenige saecke soo ontstelt gesyen te hebben’. Huygens begrijpt de hint en veranderde het woord ‘Dorp’ in ‘Plaets’.
Haagse bluf
Je krijgt bijna de indruk dat de dorpse status van Den Haag voor een soort calimerocomplex bij de Haagse magistraat zorgt. Zo is het opmerkelijk dat de magistraat zich in de loop van de 17de en 18de eeuw maar liefst zes keer laat portretteren. Deze groepsportretten zijn zeldzaam, want lokale besturen lieten zich zelden of nooit portretteren: buiten de zes Haagse magistraatsportretten zijn er binnen Nederland slechts zeven andere voorbeelden bekend. Waren deze grote, statige groepsportretten bedoeld om de stedelijke ambities van Den Haag te onderstrepen? Je zou het haast denken. Wie de trotse heren magistraten op deze levensgrote schilderijen bekijkt, ziet ze bijna denken: en wij zouden geen stad zijn?
Bonne ville de l’empire
Begin 19de eeuw, in de Franse Tijd, krijgt Den Haag dan toch zijn langgekoesterde status van stad. Koning Lodewijk Napoleon verheft Den Haag dan tot stad (officieel zelfs de derde stad van het land, na Amsterdam en Rotterdam). Als Nederland kort daarop wordt ingelijfd bij het Franse Keizerrijk is het keizer Napoleon die Den Haag zelfs promoveert tot ‘bonne ville de l’empire’ (goede stad van het keizerrijk). In de tussentijd is er staatkundig op landelijk niveau al zoveel veranderd dat het onderscheid tussen steden en dorpen nog nauwelijks iets voorstelt. Het goede nieuws is dus dat Den Haag vanaf dat moment eindelijk officieel een stad is, het slechte nieuws dat het vooral symbolisch is.
Conclusie
Den Haag was dus lange tijd een dorp. Formeel dan, want in allerlei opzichten leek Den Haag wel op een stad. Een verheffing tot stad kreeg Den Haag pas aan het begin van de 19de eeuw, toen het eigenlijk al niet meer zoveel om het lijf had. Rond het midden van de 19de eeuw verdween het juridische onderscheid tussen steden en dorpen zelfs volledig en is Den Haag formeel enkel nog een gemeente.
Meer lezen:
- G. Smit, ‘Inleiding’, in: Idem e.a. (red.), Den Haag, Geschiedenis van de stad. Deel 1: Vroegste tijd tot 1574 (Zwolle, 2005) 8-9.
- Lex van Tilborg en Frank de Hoog, ‘Haagse bluf op doek’, in: Holland: historisch tijdschrift 55 (2023), nr. 3 [over de serie 17de- en 18de-eeuwse Haagse magistraatsportreten].